‘Uhm, ik wil even iets uitproberen…. Jullie zijn de eerste groep bij wie ik dit doe.’
Vol verontschuldigingen zet ik in een online groep een spel in. Ik weet dat de studenten het leuk vinden, want uit elke enquête komt dat ze spelletjes en actieve oefeningen hoog waarderen.
Toch vind ik het lastig, want er kan ook veel mis gaan. Zeker online.
Daarover mijmerend bedacht ik me dat ik spellen pas inzet als ik me zeker voel. Zeker genoeg over de groep om de teugels te laten vieren (dat klinkt streng, maar als docent / trainer heb je toch de regie over de les). En zeker genoeg over de stof om te weten dat een spel hier, op deze plek past in het leertraject.

Een boek en een schriftelijke oefening zijn ‘makkelijke’ werkvormen om op terug te vallen. Ze zijn ook voor iedereen vertrouwd. Bovendien maakt het de overdracht makkelijk (gedaan: p. 23-27 + grammatica op p. 235), iedereen weet waar ‘ie aan toe is (maak p. 28 + 29) en het is goed te toetsen (leer de onregelmatige werkwoorden). Een spel is moeilijker ’te vatten’ en maakt het daarom spannend om in te zetten voor hogere groepen, (jong)volwassenen en serieuze onderwerpen. Waarom eigenlijk?
Het vraagt nogal wat organisatie
Je moet groepjes maken, regels uitleggen, materiaal verspreiden, misschien een spelbord opzetten etc. Het vraagt dus nogal wat organisatie. Zeker als het ook voor jou de eerste keer is dat je dat specifieke spel inzet.
Maar goed, dat geldt ook voor een nieuwe lesmethode. De eerste keer dat ik voor een nieuwe opdrachtgever een les verzorgde, ben ik ongeveer een week bezig geweest met voorbereiden. Dat bestond voornamelijk uit begrijpen hoe het boek, de docentenhandleiding, de werkbladen, de extra werkbladen, de online-omgeving en de digitale leeromgeving zich ten opzichte van elkaar verhielden. Terugkijkend op die eerste lessen: 2,5 lesuur – 25 uur voorbereiden. Tel daarbij het eerste gestuntel met Zoom op (‘We kunnen je niet horen, je staat op mute!’) en je begrijpt dat ik toen dus nog geen spelletjes inzette.
Begrijpt iedereen wat zij/hij moet doen?
De spelregels vind ik zelf altijd een harde noot om te kraken. Zeker omdat je vaak niet weet wat ieders ‘spelletjesniveau’ is. De een heeft vroeger thuis alleen kwartet gespeeld, de ander speelt regelmatig complexe bordspellen. Het is altijd prettig als je een nieuw spel kunt linken aan iets bekends: ‘Dit lijkt op monopoly, alleen koop je geen straten maar …. ‘ Of: ‘Dit is een combinatie van Dominion en Carcossonne.
Als je een bestaand spel op tafel zet, is de leerling die het al kent goud waard. Die kan het na jouw eerste uitleg nog een keer uitleggen (want natuurlijk komen er vragen). Of je laat hem/haar het helemaal uitleggen. Prima oefening spreekvaardigheid, logisch denken en instructie geven. En voor het snelle overzicht, kan je altijd snelregels bij het spel geven.
Gaat het overal wel goed?
Als er een spel gespeeld wordt, gebeurt er veel! Maar wat er nou precies gebeurt? Dat is voor jou als leerkracht niet altijd goed te zien. Bovendien kan dat in iedere groep iets anders zijn. Je moet het eigenlijk echt even loslaten. Een spel doet zowel een beroep op kennis als op vaardigheden. Ook komt bij een spel vaak veel meer aan de orde dan alleen het onderwerp dat jij voor ogen hebt. Hier lees je het schoolvoorbeeld van meester Yoeri. Hij merkt dat het spelen van abstracte spellen niet alleen positieve invloed heeft op de rekencijfers, maar ook op de sociale vaardigheden van leerlingen.
Hoe is het in jullie groepje gegaan?
Liefst wil je dat het spel een sterke leerervaring is. Maar hoe meet je dat? Goede vraag. Voor het project Teaching By Games hebben we docenten en trainers gevraagd hoe ze de resultaten van een spel meten. Het hoogste scoort ‘een reflectiemoment’ na het spel, al dan niet in de vorm van een groepsgesprek. Dat is natuurlijk een hele mooie, want studenten kunnen hun ervaringen en nieuwe kennis delen en die kun je direct plenair vergelijken: is dat voor iedereen hetzelfde? Zijn er andere ervaringen of bevindingen?
Overigens wordt het een na vaakst gezegd dat docenten de uitkomst van spellen niet meten. Ook begrijpelijk, want het is complex om de opbrengst van een spel te meten. Trainers, leerkrachten en docenten die regelmatig spellen inzetten, geven unaniem aan dat het spelen van spellen vooral manieren van denken oefent: abstract, creatief en strategisch denken, maar ook bijvoorbeeld causaal redeneren.

Als iedereen even helpt met opruimen!
Een zorg die ik regelmatig hoor: het lukt nooit om dat spel compleet te houden! Ik weet niet of deze zorg voor bijvoorbeeld het basisonderwijs meer geldt dan voor voortgezet onderwijs. Maar het is een feit dat een spel compleet moet blijven om het goed te kunnen spelen.
Zelf ben ik al bij veel scholen langs geweest met spellen en mijn verzameling is nog steeds compleet. Ik maak een lijstje met de inhoud van het spel en plak dat aan de binnenkant van het deksel. Verder plan ik ook echt tijd in om op te ruimen. En vooraf geef ik aan dat de groep verantwoordelijk is voor het spel dat ze meeneemt. Tja, en wat slijtage en sporen van gebruik geven een spel toch wat extra charme.
Hoe doe jij het?
En jij? Wat is voor jou de afweging om spellen in te zetten in de les of juist niet? Wat is makkelijk in de organisatie en wat maakt het ingewikkeld? Ik ben benieuwd naar jouw ervaringen.

Pin voor later!